De pensioendiscussie wordt nogal vertroebeld doordat er verschillende betekenissen van het woord zekerheid door elkaar gebruikt worden.

Ik onderscheid mathematische zekerheid en maatschappelijke zekerheid.

Mathematische zekerheid is 100% zekerheid. Als het vandaag maandag is, dan is het morgen dinsdag. Wat je ook verzint, dat is gewoon zo.

Maatschappelijke zekerheid is “bijna 100%” zekerheid. Het is bijvoorbeeld de zekerheid, dat de kampioen van de eredivisie voetbal van het ene jaar zich het volgende jaar zal handhaven in de eredivisie. Het is geen 100% zekerheid. Als de kampioen het volgende jaar alle wedstrijden verliest zal hij degraderen, net als elke andere club die dat doet.  Maar de kans dat dit gebeurt is zo klein, dat niemand daarmee rekening houdt.

Het verschil tussen beide vormen van zekerheid wordt ook duidelijk als het erom gaat wanneer een club kampioen is geworden. In februari of maart zijn er al analisten die beweren, dat een bepaalde club zeker kampioen is. Daarmee bedoelen ze maatschappelijke zekerheid: er zijn scenario’s denkbaar waarin het niet gebeurt, maar die zijn zo onwaarschijnlijk, dat ze er geen rekening meer mee houden. De schaal wordt echter uitgereikt op het moment, dat het mathematisch zeker is dat een club kampioen wordt. Een 27 – 0 nederlaag is extreem onwaarschijnlijk, maar theoretisch niet onmogelijk. Dus zo lang een club met dat scenario het kampioenschap nog kan verspelen, wordt de schaal niet uitgereikt.

In de pensioendiscussie worden beide vormen van zekerheid vaak door elkaar gehaald. Met name als het gaat over de rekenrente wordt er vaak gesteld, dat een gegarandeerd pensioen onlosmakelijk verbonden is met een rekenrente die met mathematische zekerheid kan worden gerealiseerd. Zo wordt de risicovrije rekenrente als enig juiste rekenrente gepositioneerd.

Vreemd genoeg wordt die redenatie weer losgelaten als het gaat om de overlevingskansen van deelnemers. Dat alle deelnemers van een bepaald fonds 120 jaar oud gaan worden is extreem onwaarschijnlijk, maar theoretisch niet onmogelijk. Toch pleit niemand ervoor om  de voorzieningen van pensioenfondsen te baseren op de veronderstelling, dat iedereen 120 wordt. Iedereen accepteert dat het aantal jaren dat pensioen moet worden uitgekeerd wordt ingeschat op basis van statistiek.

Mensen die de risicovrije rente verdedigen met de stelling, dat die onlosmakelijk met garantie is verbonden, maar wel accepteren dat de levensverwachting wordt bepaald op basis van statistiek meten dus wat betreft de zekerheid met twee maten.

Daar waar met betrekking tot ROL pensioenfondsen wordt gesproken over zekerheid of garantie, wordt maatschappelijke zekerheid bedoelt. Wie voldoende fantasie heeft kan scenario’s bedenken waarin de garantie niet wordt waargemaakt, maar die scenario’s zijn zo onwaarschijnlijk, dat daar in de praktijk geen rekening mee hoeft te worden gehouden.